Taalhuis Rijn en Venen pakt de regie rond laaggeletterdheid

Het Taalhuis van Bibliotheek Rijn en Venen doorliep vorig jaar met succes de certificering voor taalhuizen. De Certificeringsorganisatie Bibliotheekwerk, Cultuur en Taal (CBCT) noemt het taalhuis zelfs nadrukkelijk als goed voorbeeld voor andere bibliotheken. Hoe kregen ze dit voor elkaar? En wat maakt een taalhuis succesvol?

iPad les voor moeders in de bibliotheek

“Gemeenten hebben een stevige partner nodig bij de aanpak van laaggeletterdheid”, zegt Hester van Beek, directeur-bestuurder van Bibliotheek Rijn en Venen. “Die rol pakken wij graag op.” Rijn en Venen is werkzaam in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Zoeterwoude. Samen met deze vier gemeenten heeft de bibliotheek het initiatief genomen om een Taalakkoord in de regio te sluiten. Het laat zien hoe Rijn en Venen de regie rond laaggeletterdheid durft te pakken. “Voor een gemeente is het fijn om één aanspreekpunt te hebben met expertise in de regio”, aldus Van Beek. 

Bibliotheek Rijn en Venen begon zo’n tien jaar geleden met het Taalhuis. “Taal- en digivaardigheid stond toen nog op niemands netvlies”, zegt Van Beek. “Nu is het een wezenlijk onderdeel van onze dienstverlening.” Inmiddels biedt het Taalhuis Rijn en Venen onder andere taalspreekuren, cursussen basisvaardigheden, trainingen voor vrijwilligers en doorverwijzers, taalcoaching en taalontmoetingsavonden. “Dat doen we niet allemaal zelf”, zegt Van Beek. “Wij werken samen met onder andere buurthuizen, aanbieders van formele taalcursussen, werkgevers en scholen. Ik zie een taalhuis vooral als een netwerk van organisaties.”

Goed nagedacht

Het Taalhuis Rijn en Venen wordt gerund door vijf medewerkers. Een van hen is Wendy Ripassa, die dit jaar is begonnen als programmacoördinator. “Het is een luxe om binnen te komen in een gecertificeerd taalhuis. Hier is goed nagedacht over hoe je laaggeletterden en anderstaligen kan helpen in alledaagse situaties. We bieden niet alleen taaltrajecten, maar bijvoorbeeld ook cursussen over gezond leven of omgaan met geld. We proberen te herkennen waar mensen moeite mee hebben en spelen daarop in. En we doen dat niet alleen in de bibliotheek, maar ook samen met werkgevers of scholen. We helpen hen bijvoorbeeld laaggeletterdheid herkennen en leren hun manieren om mensen door te verwijzen.”

Juist die samenwerking met andere organisaties is voor Taalhuis Rijn en Venen belangrijk. “We proberen dicht op de doelgroep te zitten”, zegt Ripassa. “Bijvoorbeeld door taalactiviteiten aan te bieden in wijkcentra. Daardoor wordt de drempel voor taalactiviteiten lager. Mensen die moeite hebben met lezen zullen niet zo snel een van onze bibliotheekvestigingen binnenstappen. Maar een buurtcentrum lopen ze wel makkelijk binnen.” 

"Voor een gemeente is het fijn om één aanspreekpunt te hebben met expertise in de regio."

Taalvrijwilligers

Taalhuis Rijn en Venen werkt met ongeveer 90 taalvrijwilligers, die laaggeletterde mensen helpen met persoonlijke begeleiding. “De vrijwilligers zijn ons goud”, zegt Ripassa. “Al moet je taalcoaches soms wel afremmen. Het zijn geen docenten. Taalbegeleiding is iets anders dan formele taalles. Daarom is het belangrijk om als taalhuis een duidelijk plan te hebben. Weet wat je wilt aanbieden en probeer vrijwilligers daarin mee te nemen. Nu, na de coronapandemie, is het een goed moment om de banden met vrijwilligers weer aan te halen.”

Belangrijk in het beleid van Taalhuis Rijn en Venen is ook de impact van de activiteiten. “Daarvoor gebruiken wij de methodiek Theory of change”, legt Van Beek uit. “Dat laat meer zien dan hoeveel mensen we bereiken.” Ripassa noemt het voorbeeld van taalcafés. “Daar mag iedereen gewoon binnenlopen. Mensen voelen zich er onderdeel van de groep. Ze zien dat zij niet de enige zijn die moeite hebben met taal, rekenen of digitalisering. Dat gevoel is lastig te meten, maar wel heel belangrijk. Veel van onze activiteiten hebben effect op meer dan alleen het taalniveau.”

Scherpe keuzes

Het Taalhuis Rijn en Venen werkt altijd vanuit een jaarprogramma, waarin de speerpunten duidelijk zijn opgesomd. “Al komen er eigenlijk altijd dingen bij”, zegt Van Beek. “Zoals nu met Oekraïense vluchtelingen. Soms is het puzzelen en meten met ons aanbod. Dat wordt ook steeds uitgebreider, bijvoorbeeld met digitale vaardigheden. Hopelijk komt er de komende jaren nog meer aandacht voor het belang van basisvaardigheden. Wij kunnen daarin het verschil maken.” 

Als tip aan andere bibliotheken noemt Van Beek het maken van “scherpe keuzes”. “Het is beter om een paar dingen goed te doen en je van daaruit verder te ontwikkelen. Anders doe je van alles half.” Dat geldt ook voor de samenwerking met andere organisaties. “Voordat wij de samenwerking aangaan met anderen, hebben we het eerst over ieders verwachtingen. Vrijwilligersorganisaties denken soms dat wij een enorm budget hebben. En ook gemeentes verwachten veel. Door duidelijk naar elkaar te zijn voorkom je teleurstellingen.”

Voor de certificering van het taalhuis raadt Van Beek vooral aan om er op tijd mee te beginnen. “En houd jezelf niet voor de gek. Wees eerlijk. De certificering is geen afvinklijst, maar een evaluatie. Wat gaat goed? Waar moet je aandacht aan besteden? Ik zie het als een hulpmiddel om onszelf verder te ontwikkelen. We staan er goed voor, maar het kan natuurlijk altijd beter.”

Naar de website van het Taalhuis Rijn en Venen, of neem contact op met Hester van Beek van Bibliotheek Rijn en Venen: H.vanBeek@bibliotheekrijnenvenen.nl.