De basisschool als vindplaats
De basisschool is de plek bij uitstek om laaggeletterden te vinden, weet Else van der Greft, projectleider bij de Friese Stichting Roobol. “Wij hebben niet alleen de kinderen lange tijd in huis, maar ook de ouders. Acht jaar lang! Dat biedt eindeloos veel kansen.” Een gesprek over hoe je laagtaalvaardige ouders meer bij het onderwijs kunt betrekken, zodat hun kinderen een betere start krijgen. En je de taalvaardigheden van kind én ouders spelenderwijs vergroot.”
Lage taalvaardigheid niet benadrukken
Stichting Roobol (Regionaal Orgaan Openbaar Basis Onderwijs Lauwersland) wil dat de scholen en de ouders één plan trekken om het kind zo goed mogelijk naar de toekomst te brengen. In beleidstermen heet dit educatief partnerschap. Roobol weet dit te vertalen naar een praktisch plan waarmee niet alleen de taalvaardigheden van de kinderen verbeteren, maar ook die van hun ouders. “De kracht van het project is dat we het onderwerp lage taalvaardigheid niet benadrukken én dat we ons op alle ouders richten. Wij focussen ons daarom op hoe we de ouders benaderen”, vat projectleider Else van der Greft samen.
‘Elke ouder wil iets voor z’n kind doen’
“Als school heb je veel tijd – acht jaar – en veel gesprekken. We bouwen een goede relatie met de ouders op en hebben allerlei mogelijkheden om er eens over te beginnen. De mooiste ingang die we als school hebben, is dat ouders heel graag iets voor hun kinderen willen doen. Merkt een vader dat hij zijn kind niet goed kan voorlezen? Dat kan voor hem een goede reden zijn om iets aan zijn taalvaardigheden te gaan doen.”
Blijven oefenen – of omdenken?
Onder Stichting Roobol vallen dertien basisscholen in Noordoost-Friesland, een regio waar 15% van de ouders laaggeletterd is. Uit een eigen onderzoek blijkt dat slechts 40% van de ouders hun kind voorleest voordat het naar groep 1 gaat. Else licht toe: “Veel kinderen stranden met begrijpend lezen in groep 5 of 6. We bleven maar oefenen en oefenen op school, totdat we dachten: hoe kunnen we de ouders beter uitrusten, zodat de kinderen een betere start op school hebben? Ouders beseffen vaak niet hoe groot hun rol is in de taalontwikkeling van hun kind. Aan de andere kant waren onze leerkrachten zich vaak niet bewust dat een op de zes ouders laagtaalvaardig is. Ze voeren het gesprek met alle ouders op dezelfde manier en praten daardoor vaak over hoofden heen.”
Alle initiatieven worden verzameld in een online toolkit, waar de scholen inspiratie kunnen opdoen.
Positief brengen
Wat maakt het project succesvol? “Ten eerste strooien we niet met begrippen als laagtaalvaardig; we willen het positief brengen en niemand afschrikken. Het mooie is dat we als school al met de ouders in gesprek zijn. De juiste toon en houding zijn hierbij belangrijk. Je kunt eindeloos praten over rapporten, maar ook vragen: komt de informatie van de school goed over? Kunnen we je ergens mee helpen? Heb je tips voor ons? Dat soort vragen vinden mensen niet bedreigend.”
“Tegen leerkrachten zeg ik: zoek een ingang! Van de inschrijving tot de kinderboekenweek: stel vragen als ‘leest u voor’, ‘lukt dat’, ‘kunnen we er iets mee doen’? Vindt een ouder het lastig om met de schoolapp te werken, nodig hem of haar dan uit om het toe te lichten. Ook dat kan een aanleiding zijn om het gesprek wat dieper te voeren.”
Vervolgtraject: samenwerking Humanitas en bibliotheek
Stonden de leerkrachten er meteen achter? “Dat bleek lastiger dan verwacht. Leerkrachten vinden het vooral moeilijk hoe ze het gesprek met de ouders aan kunnen gaan. Het is niet de bedoeling dat de leerkracht er een taak bij krijgt; het gaat erom dat ze het gesprek op een ándere manier voeren.”
Ze vervolgt: “Daarnaast was voorheen niet duidelijk wat je als leerkracht kon doen wanneer je laaggeletterdheid constateerde. Nu zijn de routes voor het vervolgtraject helder. We hebben al veel gezinnen doorverwezen naar Humanitas, zodat er een vrijwilliger thuis bij ze komt voorlezen. Humanitas kijkt mee wat er nodig is in een gezin. Ze kunnen bijvoorbeeld ook helpen bij de administratie. We hebben daarnaast goed contact met de bibliotheek en organiseren samen activiteiten. Ouders kunnen er ook terecht om hun digitale vaardigheden te verbeteren.”
Spreek je wel dezelfde taal?
Hoe brengen jullie de ouders in beeld? “Nadat de scholen hadden aangegeven welke ouders mogelijk laagtaalvaardig zijn, stelden we de leerkrachten de vraag: spreek je wel dezelfde taal? Blijf je deze ouders benaderen via de nieuwsbrief en een briefje, of ga je het nu anders doen?” Dat leverde allerlei initiatieven op. De ene school maakte een videonieuwsbrief voor op Facebook en Instagram, waarin de kinderen over de week vertellen. Een andere school kwam met het idee van buddy’s: ouders die gekoppeld zijn aan andere ouders. “Ze gaan samen naar activiteiten op school en kloppen met vragen bij hun buddy aan. Elke school kijkt wat bij hen past.” De oplossing mag dan per school verschillen, het doel is steeds hetzelfde: de ouders bereiken, zodat de kinderen een betere start krijgen.
Positieve houding maakt verschil
Het scheelt ook als ouders een positieve houding ten opzichte van school hebben, weet Else. “Zelf hebben deze ouders vaak geen goede herinneringen aan hun schooltijd. Dit beeld proberen we om te buigen met aantrekkelijke activiteiten.” Ze noemt het voorbeeld van een digitale workshop die de kinderen op school krijgen. “Ze komen met enthousiaste verhalen thuis, waarna we hun ouders uitnodigen om de workshop samen met hun kind te volgen, maar nu in de bibliotheek. Het gaat zo spelenderwijs en maakt de drempel lager.”
Externe training
“We dachten: dit doen we wel even in een jaar, maar dat was te ambitieus. We hadden ons niet genoeg gerealiseerd dat er intern ook een omslag nodig was. Veel leerkrachten vinden het best spannend om het gesprek op een andere manier te voeren. Daar zetten we dit tweede jaar op in. Ze krijgen twee externe trainingen, met een acteur en een taalambassadeur. Ze leren ook van elkaar welke vragen ze kunnen stellen. Een aantal van onze leraren kan dit van nature; dat zijn onze voortrekkers. Zij vertellen in de teamvergaderingen hoe ze het hebben aangepakt en inspireren daarmee hun collega’s.”
Tip voor andere scholen
Wat is je belangrijkste tip voor andere scholen die hiermee aan de slag willen gaan? “Begin bij de leerkracht. Creëer bewustwording. Zorg dat ze het zelf zien en ervaren, liefst door een taalambassadeur aan het woord te laten. Dat had bij ons een enorme impact. Toen diegene uitlegde waar hij tegenaan liep en hoe hij het had overwonnen, stonden de neuzen in één keer dezelfde kant op.”
Meer informatie
De komende vier jaar werken de scholen van Stichting Roobol eraan, mede met subsidie van Tel mee met Taal. Wil je meer weten over de aanpak van Stichting Roobol? Bekijk hier de documentaire over het project.
Voor meer informatie kun je terecht bij Else van der Greft.